Veel is er, vooral de laatste zestig jaar geschreven en gefilosofeerd over de oorsprong en ouderdom van dit typische Schouws folkloristisch feest. De verschillende theorieën van diverse historici en publicisten zijn nog eens bij elkaar gezocht en opgenoemd in een belangwekkend artikel in de laatste Kroniek van het land van de Zeemeermin onder de titel Strao een Schouws dorpsfeest onder gezamenlijke redactie van H. Uil, J.J. Kuipers en M.K. Buth.

Voor zeker wordt nu aangenomen na uitgebreid archiefonderzoek door Uil (door vroegere auteurs nooit gedaan) dat de strao zich altijd op zondag voor Vastenavond heeft afgespeeld. Echter door de sterker wordende invloed van de reformatie, is dit ergens eind 1600 naar de maandag daarop verschoven, alleen de laatste dertig jaar wordt dit nu op praktische reden op zaterdag daarvoor gedaan.

De vastenavondfeesten later carnaval genoemd, hebben vroeger een veel grotere rol op Schouwen gespeeld dan tegenwoordig. In 1643 klaagt de dominee van Elkerzee dat op zondag voor Vastenavond “uut meest alle plaatsen van Schouwen vele peerden comen waardoor den sabbath ten hoochsten ontheyligt wordt”. Dit is de oudste melding van het vermoedelijke straorijden die tot nu toe gevonden is. De strao leefde dus kennelijk in bijna geheel Schouwen dus ook buiten de kustdorpen. Uitspattingen en gerechtelijke veroordelingen van dit toen blijkbaar dolle lentefeest (Vastenavond) zijn er dan ook nogal wat te vinden in de archieven uit de 17de en 18de eeuw. Toch zijn deze bijna nooit direct gekoppeld aan de strao want men hield zich op de straozondag betrekkelijk rustig te Haamstede dus direct voor vastenavond. Ook de ‘kerk’ klaagt weinig over uitspattingen tijdens de verschillende zondagse strao’s in deze toch strenge 17de eeuw. Dit bevreemdt Uil en hij concludeert dan ook dat het moeilijk aan te nemen is dat dit feest zijn oorsprong in voorchristelijke tijd moet hebben (heidens) dus eventueel Keltisch, want dan zou er van de zijde van de geestelijkheid hier veel meer tegen geageerd zijn ( of was de ‘kerk’ de oorsprong toen al vergeten).

Adel
Een andere reden dat de kerk niet klaagde over h et straorijden als zijnde van heidense oorsprong kan naar mijn mening zijn dat tot in de late middeleeuwen paarden (edele dieren) alleen door de adel, ridders, kasteelbewoners en rijke ambachtsheren gebruikt (mochten) worden. Dit waren trouwens veelal ook de mensen die grote invloed hadden bij godsdienstige zaken.
Hierdoor kan de strao dus een zweem van belangrijkheid mee hebben gekregen, doordat alleen de best gesitueerden een processieachtige straooptocht vormden terwijl het gewone volk kon toekijken. Als dat zo geweest is kunnen we de strao zich ook in de vroege middeleeuwen zien afspelen. De Keltische oorsprong die Luc Montigny in een viertal op het oog sterk makende punten naar voren brengt wordt door de auteurs overigens in twijfel getrokken. Ook onder meer door het feit dat met het Christendom (8e à 9e eeuw) ook pas de paarden in onze streken zouden zijn verschenen, (hadden de Romeinen dan hier geen paarden?) of nog anders, vierde men in oorsprong soms strao zonder paarden? Het blijft theoretiseren, echter kan gezegd worden dat ook het straorijden door de eeuwen heen evolueerde en het oorspronkelijk uitgangspunt best eens voor onze ogen van nu onherkenbaar.

Zeewater
Getuige het woord strao, moet de oorsprong toch zeker op het strand bij het zeewater worden gezocht. Volgens (oude of moderne?) boerenopvattingen was dit laatste goed voor winterse paardenhoeven en benen. Of had het zeewater in de ogen van de mensen toen soms ook nog geestelijke functies? Het blijft onduidelijk.
Volgens een Neerlandicus en Schouwse streektaalkenner op ons eiland zou het uniek Schouwse woord strao voor strand nog maar 300 jaar oud zijn en afgeleid van het op meer plaatsen in Zeeland bekende ‘strange’.
Met kennis dat in het hedendaagse Iers (Keltisch) ‘stra’ strand betekent, is deze theorie mijns inziens bedenkelijk, temeer dat wij bijna zeker weten dat de Kop van Schouwen als enig gebied in Zeeland vanaf 2500 voor de jaartelling onafgebroken bewoond is geweest en makkelijk van oude Keltische oorsprong kan zijn en in de rest van Zeeland onbekend. Dan zou Montigny toch weer wat dichterbij komen.
Wat de oude route van de straorijders uit de vorige eeuw betreft kan gezegd worden dat de stoet komende van Burgh bij de Haamsteedse molen links af de Molenweg in ging. (De Burghseweg was tot Haamstede toen onbewoond). Daar lieten de ruiters de paarden drinken uit de tempelput die toen nog aan de voet van de hoge Pasenhil lag. Hier vermaakte Westhoeks jong en oud zich tijdens de nu vergeten voorjaarfestiviteiten met Palmpasen en Pasen. Wat het toeval of symboliek dat de straopaarden dronken uit de eeuwenoude tempelput!

Verder tot Haamstede draafden of galoppeerden de paarden door de slotdreef en stonden zo aan de kerkring waar altijd driemaal linksom het kerkhof werd gereden. Een overblijfsel hiervan is het hedendaagse draven in de Slotlaan.

Op zondag 4 maar 1832 liet de Burgemeester van Haamstede een publicatie afkondigen dat op de strao de volgende dag het verboden was “te galopperen of springen op de straten, op de Ring of tussen de aldaar staande bomen” - veiligheid speelde blijkbaar mee. De snellere paarden van toen waren van een veel lichter type dan de zware werkpaarden uit onze eeuw en zullen het hedendaagse rijpaard benaderd hebben.

Paardenmarkt
Het wedstrijdelement zal een rol gespeeld hebben tijden draverijen, wellicht op andere dagen dan de strao of misschien gekoppeld aan een jaarlijkse paardenmarkt die veel dorpen hadden. Dapperen is draven, er is een Dapperweg te vinden op vier plaatsen in Schouwen, op een kaart uit 1917.
Behalve bij Haamstede ook vlakbij Noordwelle, Brouwershaven, Nieuwerkerk(Schutje) en te Haamstede zelfs aangesloten aan een Omloopsweg. Al met al blijkt het dat we op Schouwen allang met paarden begaan zijn.